
Het zijn niet de legers die de Assyriërs, de Egyptenaren, de Grieken en Romeinen macht en invloed gaven, maar hun talen.
(Joseph Brodsky)

De samenleving stelt hoge eisen aan communicatieve vaardigheden. Mensen die hun gedachten goed onder woorden kunnen brengen – zowel mondeling als schriftelijk – hebben vaak meer invloed en meer kansen dan diegenen die dat onvoldoende kunnen. In veel situaties in het maatschappelijk leven en bij de beroepsuitoefening wordt van mensen gevraagd dat zij snel en doelgericht informatie kunnen putten uit het immense aanbod van schriftelijke bronnen. Een goede lees- en schrijfvaardigheid is een goede voorspeller van succes in een schoolloopbaan, op de arbeidsmarkt.
In het voorgezet onderwijs en ook het beroepsonderwijs (mbo en hbo) wordt steeds nadrukkelijker een beroep gedaan op een goede mondelinge en schriftelijke taalvaardigheid. In het hbo en academisch onderwijs worden veel onderwijsmodules afgerond met een werkstuk. De basis voor een goede taalontwikkeling ligt niet alleen thuis, maar vooral ook in het basisonderwijs. Het taalonderwijs op de basisschool kan kinderen zodanig toerusten, dat zij uit de voeten kunnen op school en in de maatschappij.
taalonderwijs
De kwaliteit van het taalonderwijs staat de laatste jaren hoog op de agenda van landelijke en lokale overheden. Het niveau van het taalonderwijs van leerlingen, studenten, maar ook de kwaliteit van taalleraren is met enige regelmaat een actueel onderwerp van gesprek en discussie, zowel in als buiten het onderwijs.
De rol en functie van taal en communicatie veranderen de laatste decennia sterk onder invloed van televisie, media, internet, mobiele communicatie, sociale media. De impact van deze veranderingen bijvoorbeeld voor schriftelijke communicatie is vergelijkbaar met de uitvinding van de boekdrukkunst in de middeleeuwen (vrij naar Prof. dr. Joop van der Horst, taalhistoricus KU Leuven in zijn rede voor het Congres Onze Taal 2007).
In de samenleving, op de arbeidsmarkt, in het bedrijfsleven tekent zich een ontwikkeling af die steeds hogere eisen stelt aan geletterdheid, maar eigenlijk aan alle basisvaardigheden, dus ook aan rekenen en digitale vaardigheden. Nog niet zolang geleden was het schrijven van teksten vooral een domein voor secretariaten en mensen die vanwege beroep met taal en teksten bezig zijn. Met de enorme toename van bijvoorbeeld het e-mailverkeer dient niet alleen een secretariaatsmedewerker goed te kunnen stellen en spellen, maar in feite iedereen die beroepshalve veel via de mail dient te communiceren.
Veranderingen in de samenleving hebben altijd consequenties voor het onderwijs. Zo heeft de veranderende samenstelling van de leerlingenpopulatie op een basisschool consequenties voor het taalonderwijs in de klas, voor het taalbeleid op een school.
taalbeleid
Het ontwikkelen van een taalbeleid op een school is meer dan het aanpassen van het leerplan, het invoeren van een taalmethode, het periodiek afnemen van een toets of het volgen van een nascholingscursus. Vaak stuit men bij het in kaart brengen van de situatie in het taalonderwijs op problemen waarvoor geen pasklare oplossing voor handen is. Het gaat hier vaak om lastige vraagstukken, waarbij een beroep wordt gedaan op het probleemoplossend vermogen van schoolbegeleiders, schoolleiders en leraren. In veel gevallen vraagt het om samenwerking tussen actoren met verschillende verantwoordelijkheden (bestuur, schoolleiding en -team). Sommige problemen kan de leraar in de klas oplossen, sommige kan de leraar niet oplossen zonder medewerking van anderen. Een schoolbegeleider kan in dit proces van evalueren, analyseren en prioriteren een cruciale rol spelen. Juist omdat het hier gaat om problemen waarvan we niet weten welke oplossing de beste is, vraagt het de nodige creativiteit en strategische vaardigheden.
In verschillende schoolverbeteringsprojecten is de laatste decennia ervaring opgedaan met bepalen van de bestaande en gewenste situatie op een school en met het opstellen van taalbeleidsplannen. In dit prioriteringsproces gaat het steeds om de volgende vragen:
- hoever is een school met de ontwikkeling van een taalbeleid (A)?
- waar wil zij naar toe (B)?
- wanneer wil zij B bereikt hebben en
- hoe komt zij van A naar B?
Het lijkt eenvoudig, maar dat is het niet. Het ontwikkelen van een taalbeleid op school, laat zich goed vergelijken met de situatie van een schaakspeler halverwege de partij. De opening had beter gekund. Er is nog niets verloren, maar het komt aan op de kwaliteit van elke volgende zet. Om te winnen mogen er geen grote fouten meer worden gemaakt. Bij het ontwikkelen van een taalbeleid op school komt het ook aan op de kwaliteit van de beslissingen voor de nabije en verder gelegen toekomst. Er is geen tijd te verliezen en elke beslissing moet goed zijn. Het aanpassen van het (taal)onderwijs aan een sterk verander(en)de leerlingenpopulatie is een ambitieuze onderneming die niet in enkele schooljaren gerealiseerd wordt.
Het belangrijkste motief voor een school om een doordacht taalbeleid te ontwikkelen voor de hele school (alle groepen, alle vakken) zijn de schoolprestaties van leerlingen. Naarmate het aantal leerlingen met een achterstand groter is, zal er meer moeten gebeuren. Veel scholen met een hoog percentage meertalige leerlingen hebben de afgelopen decennia de ontwikkeling van een taalbeleid hoog geprioriteerd. Dit beleid heeft vruchten afgeworpen. Er is veel ervaring en expertise.
Als we het over de afstemming van vakken op elkaar hebben dan hebben we al gauw over een veranderingsoperatie die jaren in beslag neemt. Vaak is het zo dat er op een school meerdere aanpassingen tegelijkertijd en vaak ook in korte tijd uitgevoerd moeten worden. Om dit proces goed te laten verlopen is een doordacht beleid nodig. Kernbegrippen bij het ontwikkelen zijn: systematiek, samenhang, continuïteit en afstemming.
voorbeeld van een knelpunt in het primair onderwijs
In groep 6 van het basisonderwijs (9-jarige leerlingen) werken leerlingen aan de ontwikkeling van niveau 1F. In een gemiddelde groep 6 zitten leerlingen die al presteren op het niveau van groep 8 en hebben niveau 1F dus bijna bereikt. Er zitten ook leerlingen die nog op niveau van groep 4 zitten. Een enkeling presteert zelfs al op niveau 2F (= voortgezet onderwijs). De leraar maakt echter gebruik van een taalmethode voor jaargroep 6 dat gericht is op het gemiddelde niveau van de leerlingengroep. Voor een deel van de leerlingen is dit materiaal (veel) te eenvoudig; voor een deel van de leerlingen is het materiaal veel te moeilijk. De vraag is hoe we alle leerlingen tot hun recht kunnen laten komen.

